Gezocht - afdelingshart m/v
In de jaren vijftig werd in christelijke kringen geleerd dat ‘de man aan het hoofd van het gezin staat en de vrouw hem gehoorzaamt, zoals het lichaam het hoofd gehoorzaamt’. Toen ik dat onlangs las, moest ik eerst even diep zuchten vanwege de scheve man-vrouwverhouding die zo kort geleden nog vanzelfsprekend was. Deze denkbeelden stonden aan de wieg van het huwelijk van mijn ouders. Daarmee hadden ze grote impact op mijn leven.
In tweede instantie merkte ik iets anders op. Het tweede deel van de vergelijking klopt niet. Hoezo zouden de lichaamsdelen het hoofd gehoorzamen? Mijn lichaam functioneert grotendeels zelfstandig en mijn hoofd heeft er gelukkig weinig mee te maken. Mijn hoofd kan mijn organen niet bewust aansturen, noch mijn hartslag en bloedsomloop. Mijn hoofd heeft geen invloed op mijn hormonen, mijn transpiratie, mijn voedselvertering. Mijn hoofd geneest mijn wonden niet al zou het dat graag willen. Mijn hoofd verhindert mijn stem niet om soms te haperen, noch mijn benen om te trillen. Mijn hoofd kan niet tegenhouden dat de zenuwen door mijn lijf gieren. Mijn hoofd kan niet voorkomen dat ik blokkeer. Mijn hoofd kan zijn wil niet opleggen. Mijn hoofd kan wel bepalen of ik een stap zet, een hand reik of mijn tanden poets. Kortom: zijn invloed is beperkt.
Het idee dat het hoofd het lichaam aanstuurt is net zo patriarchaal als het eerste deel van die zin. Beide delen van de vergelijking zijn gebaseerd op superioriteit van aloude mannelijke kwaliteiten. Ratio boven gevoel. Woorden boven non-verbale signalen. Wetenschap boven intuïtie. Rechter hersenhelft boven linker hersenhelft.
Met een schok realiseerde ik me dat overal in onze taal het idee doorklinkt dat het hoofd het belangrijkste is. Het klinkt zelfs door in woorden die niets met hoofd te maken hebben – hoofdschakelaar, hoofdgerecht, hoofdartikel, hoofdkantoor, hoofdprogramma, hoofdaansluiting, hoofdpersoon, hoofdstraat. De lijst is eindeloos.
De beeldspraak zit diep verankerd in onze cultuur. Diegene zit aan het hoofd van de tafel en houdt zich met de hoofdzaken bezig. Het hoofd is verstandig en dus het meest geschikt om de leiding te nemen. Gezinshoofd, hoofd van de familie, schoolhoofd, hoofdredactie, hoofdconducteur, hoofdagent, hoofd van de faculteit, afdelingshoofd, sectorhoofd, staatshoofd, enz.
Wat doet die woordkeuze met ons? Die naamgeving past helemaal niet meer bij de inzichten rond dienend leiderschap. Medewerkers willen leidinggevenden met verbindend vermogen en communicatietalent. Van leiders verwachten ze dat die autonomie van medewerkers hoog in het vaandel hebben staan, kunnen luisteren en vertrouwen kunnen geven. Ze hebben behoefte aan leiders die in balans zijn en zowel hun vrouwelijke als mannelijke kwaliteiten in kunnen zetten. Leiders die met hun hart leiding geven!
Wat zou het effect zijn op onze cultuur en omgangsvormen als we hoofd vervangen door hart? Dan is Willem Alexander ons staatshart. En de volgende vacature is voor een afdelingshart!